Opinie: Klaar met: mansneezing

11 aug, 21 | OneWorld

Corona maakte niezen in het openbaar taboe. Ergens jammer, maar goed om af te zijn van mannen die ergerlijk lang en hard hun druppels rondsproeien, vaak gepaard met bulderende oerkreten. ‘Mansneezing gaat over mannelijke dominantie in de publieke ruimte.’

Foto: Placbo CC 2.0

De laatste tijd moet ik vaak denken aan een scène uit 3rd Rock from the Sun. Die jarennegentigserie gaat over vier buitenaardse wezens die in menselijke gedaanten naar de aarde (‘de derde rots vanaf de zon’) komen om inlichtingen in te winnen. Deze onaangepaste ‘familie’ ontdekt via een aaneenschakeling van ongemakkelijke situaties wat het leven op onze planeet inhoudt (zoals altijd met sciencefiction gaat het uiteindelijk over menselijkheid).

De grap van de serie is dat de personages niet leven naar verwachtingen en aangeleerde rolpatronen passend bij hun leeftijd of gender; de lichamen waarin ze tijdelijk huizen zijn hun willekeurig toebedeeld. Zo komt het dat de oudste van de groep (Dick) eigenlijk een groot kind is, de jongste (Tommy) juist volwassen en gevoelig en de enige vrouw van het viertal (Sally) veruit de stoerste. Ik zeg niet dat ik de serie in 1996 al vanwege die progressieve insteek keek, maar de anticlichépersonages hielpen zeker.

In de scène in kwestie niest Sally voor het eerst. Ze weet niet wat haar overkomt: ‘Wow. I don’t know [what that was], but I want another one.’ Haar enthousiasme is van korte duur: even later liggen de hoofdpersonen door griep geveld op de bank, bang dat hun laatste uur geslagen heeft. Toch is die bevrijdende sensatie van een goeie nies herkenbaar, zeker als die nog losstaat van (de angst voor) ziekte.

Het afgelopen coronajaar heb ik minder dan ooit geniest. Nooit meer een drukke trein of kantoor waar altijd wel iemand verkouden is. En áls ik nog nies, overvalt me hetzelfde gevoel als wanneer ik mensen in een film een sigaret zie delen of innig zie zoenen: corona-alarm! Ongegeneerd niezen: ik zou er bijna naar verlangen.

Mannelijke dominantie 

Tót ik weer bedenk hoe ergerlijk hard en lang sommige mensen niezen. En met sommige mensen bedoel ik, nou ja, sommige mannen. Een reeks oerkreten begeleid door meermaals hard: ARGH…! JEZUS…! NOU! ARGH… NOUZEG…! HEERLIJK…!

En het harde niezen staat niet alleen. Hoe vaak moet ik op de fiets door Amsterdam geen zopas uitgespuwde fluim ontwijken van een fietsende man, of tijdens het hardlopen opzij springen omdat de jogger vóór mij de neiging niet kon weerstaan zijn beide neusgaten in de lucht te ledigen. Wat is dat toch met dit onbeleefde, gegenderde gedrag?

Online is geen kant-en-klaar antwoord te vinden. Her en der klinkt de vraag waarom mannen zo vaak spugen, maar breder leeft de discussie nog nauwelijks. Toch moeten we het hebben over ‘mansneezing’, dat meer is dan een particuliere ergernis over die ene vies niezende kantoortuingenoot. Net als manspreading (waarover later meer) en het minder bekende maneating (volgens Pia de Jong in NRC: ‘eten als een oerman en wel zo opzichtig mogelijk’) gaat mansneezing namelijk over mannelijke dominantie in de publieke ruimte. De coronapandemie heeft ons bovendien met de neus op de feiten gedrukt hoe onhandig het is om druppels in elkaars gezicht te sproeien.

Daarom een pleidooi om mansneezing toe te voegen aan het rijtje manspreading, mansplaining en manterrupting. Dat laatste kreeg niet zo lang geleden veel aandacht nadat vrouwelijke politici hadden geklaagd dat Mark Rutte zijn vrouwelijke collegae structureel vaker en sneller onderbreekt dan mannelijke bewindslieden. Rutte was zich hier ‘totaal niet van bewust’, zei hij bij Jinek. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat mannen drie keer zo vaak door het betoog van een vrouw heen praten als door het betoog van een man.

Ook gerelateerd: in maart toonde De Groene Amsterdammer met een uitgebreide data-analyse aan dat vrouwelijke volksvertegenwoordigers online negatiever worden aangesproken dan hun mannelijke tegenhangers. 10 procent van álle tweets aan hen blijken haatdragend of zelfs bedreigend. Ze worden als ‘vrouwtje’, ‘meisje’ of ‘meid’ aangesproken; dat zijn nog koosnaampjes vergeleken met alle ergere bagger; Sigrid Kaag ontving de maanden vóór de verkiezingen gemiddeld elk kwartier een haattweet.

Manterrupting en mansplaining gaan dus niet alleen over een irritante gewoonte van je studiegenoot of collega (of willekeurige voorbijganger als je op de stoep je band plakt). Ze staan symbool voor ongelijke behandeling van vrouwen op de werkvloer, voor de loonkloof (in Nederland zelfs groter dan gemiddeld), voor vrouwelijke werknemers die ontslagen worden als ze zich uitspreken, voor Nederlanders die nog altijd moeite hebben met een vrouwelijke burgemeester of geen vrouw als baas blieven, en voor de mannelijke kijk op de grote problemen van deze tijd (dat mannen de energie-industrie domineren vertraagt bijvoorbeeld veranderingen in de sector).

Inmiddels worden mansplaining en manterrupting als fenomenen steeds vaker serieus besproken. Wegbereider daarvoor was de term manspreading, in 2014 gemunt door feministische schrijvers die hun frustratie neerpenden over wijdbeens zittende mannen die zo twee zitjes in de New Yorkse metro in beslag namen en sindsdien uitvoerig geanalyseerd (en in 2015 zelfs opgenomen in de Oxford Dictionary).

De frustratie bleek breder te leven: in Rusland filmde activiste Anna Dovgalyuk zichzelf terwijl ze bleekwater gooide in het kruis van manspreaders. De Britse designer Laila Laurel ontwierp een stoel die wijdbeens zitten onmogelijk maakt: de voorkant loopt taps toe waardoor de mannenknieën naar elkaar worden geduwd. Na de activisten en kunstenaars hebben ook lokale overheden manspreading in de ban gedaan. In het Japanse openbaar vervoer is het verboden en ook in de metro in Madrid tref je een icoontje van een wijdbeens zittend mannetje met een rood kruis erbij.

Kritiek op de kritiek op manspreading is er uiteraard ook: mannen zouden nu eenmaal meer ruimte nodig hebben voor ‘hun zaakje’ (dat blijkt onzin) en hoe zit het met de she-baggers, vrouwen die hun tas een eigen zitplaats geven? In 2018 lanceerde de New York Metropolitan Transportation Authority een campagne om mannen op te roepen de zitruimte eerlijker te gebruiken, maar voegde daar lafjes aan toe dat mensen met rugzakken óók geen extra stoel bezet mogen houden – eentje in de categorie ‘komt een integraalhelm bij het boerkaverbod’.

Bevrijd de nies

Maar alle both sides-onzin daargelaten: de consensus groeit dat manspreading voor meer staat dan een frustrerend ritje in de metro of geruzie met je broer op de achterbank op weg naar de camping in Frankrijk. Het gaat, zoals Asha ten Broeke in een Volkskrant-column schreef, over vragen als: wie heeft het recht om dominant te zijn in de openbare ruimte? Wie heeft de macht om inbreuk te maken op de persoonlijke ruimte van anderen?

En daar ligt de crux: manspreading, en ook mansneezing, gaat over de belichaming van het mannelijk privilege, het patriarchaat waarin jongens leren een geschenk aan de maatschappij te zijn en hun ‘territorium af te bakenen’, terwijl meisjes meekrijgen niet te veel ruimte in te nemen, niet te aanwezig te zijn en vooral niet de aandacht op hun lichaam te vestigen. Niet voor niets hoor je veel vrouwen hun nies inhouden tot nog slechts een hoog, muisachtig geluid overblijft.

Dat brengt ons terug bij Sally. De eerste keer niezen viel niet toevallig háár ten deel in plaats van een van de mannen. Want waarom moeten vrouwen zich eigenlijk altijd inhouden? Waarom worden vrouwen en meisjes vies gevonden als ze zich fysiek uiten? De opwinding die Sally bij haar eerste nies ervoer, voelt ver weg. Ergens jammer, want de ontlading kán heerlijk zijn. Bovendien is je nies inhouden niet alleen suf, maar zelfs gevaarlijk, zeggen medici. Inhouden is dus geen oplossing, maar rekening houden met de omgeving is echt geen overbodige luxe.

Dit artikel verscheen op OneWorld.nl en in de zomer van 2021 in OneWorld Magazine.